Hoe langer ik werk in de zorgsector, des te meer ik mij erover verbaas hoe een verzorgingsstaat als Nederland dit regelt. Het huidige kabinet heeft nu wel de teneur ingezet door ouderen langer thuis te laten wonen. Dit is een goed streven, maar niet als je tegelijkertijd het mes in de professionele verzorging zet. Daarnaast is het nog steeds gebruikelijk om mensen die hun leven lang samen zijn geweest, bruut van elkaar te scheiden. Zo kun je dan belanden in een verpleeghuis waar uiteraard – naar goed Nederlands gebruik – een sussende benaming aan is gegeven: woonzorgcentrum. Echter de mensen die daarin wonen help je daar niet mee. Want we weten allemaal dat dit helaas het eindstation is.
Ruim 23 miljard euro wordt er jaarlijks uitgegeven aan de AWBZ. Dat zijn een hoop centjes. Naar mijn mening kan dit goedkoper als we die te besteden euro’s anders aanwenden. Een groot percentage van deze miljarden wordt namelijk uitgegeven aan behandeling.
Stel je bent 84 en je komt na een hersenbloeding en bijbehorende revalidatie in een woonzorgcentrum terecht. Thuis kan je niet meer wonen. Je partner kan de zorg niet aan en deze is dermate complex dat reguliere thuishulp niet volstaat. Je gouden huwelijk krijgt een rouwrandje, want je wordt gescheiden van tafel en bed. In het woonzorgcentrum zijn goedbedoelende behandelaren actief met onder andere: je algemene constitutie, je eetgewoonten, je beweging en je geestelijk welzijn. Daarnaast krijg je de toegewijde zorg van verzorgenden, verpleegkundigen en woonzorgassistenten. Aan alle tijd die binnen het toegekende zorgzwaartepakket is toegekend zit een groot deel administratie. Alles moet vastgelegd en verantwoord worden. Hierdoor ontbreekt het aan een rustig praatje, een wandeling of samen een spelletje doen. Binnen onze participatiemaatschappij is dat straks aan de mantelzorgers en overige belangstellenden. Die daarvoor nauwelijks de ruimte hebben, want zij dienen ook te participeren in het voortstuwen van de economie.
Je weerstand neemt af door gebrek aan de frisse buitenlucht en afleiding. Zo word je in de loop van de tijd op dieet gezet. Krijg je bloed verdunnende middelen, wordt je bloed regelmatig gecontroleerd. Krijg je weer pillen om de bijwerkingen van andere pillen tegen te gaan enzovoort. Je wordt bezocht door de ene ‘peut’ na de andere. Allemaal legitiem, want dat is wat het zorgkantoor, die over de centjes gaat, wenst. Ik pleit echter voor een andere aanpak.
Geef behandeling waar dit echt nodig en door de zorgvrager gewenst is. Houd op met mensen op een zoutloos dieet te zetten wanneer zij in de winter van hun leven zijn. Houd op met die pillen en poeders die enkel leed verlengen, maar nagenoeg niets bijdragen aan het algemeen welzijn van de betreffende oudere. Nee, wend het geld aan om deze mensen op een menswaardige manier te laten genieten van het beetje tijd dat hen nog rest. Draai de rollen om en creëer waar dit kan meer geestelijk dan lichamelijk welzijn.
Mijn ideaalbeeld is een woonzorgcentrum waar je echt van je oude dag kunt genieten. Waar je echt kunt kiezen voor het tijdstip waarop je op wilt staan, kunt kiezen uit talloze activiteiten en de maaltijd waarin je trek hebt. Waar verzorgenden nog tijd hebben voor de mens achter het broze lijf. Het is toch immers zo, dat wanneer je gedurende de dag voldoende afleiding en plezier hebt, je goed in je vel komt te zitten. Daarmee wordt balans gebracht in het leven en zorgt ervoor dat je niet op de been moet worden gehouden door kostbare behandeling, poeders en pillen. Een gezonde geest, zelfs in een aftakelend lichaam, brengt vreugde aan- en verlenging van het leven. Wanneer iedere dag een feest is zal de geest sterker zijn dan het lichaam. Pas dan sterf je op een menswaardige wijze en zullen alle betrokkenen hieruit voldoening halen.
U mag wel overlijden, maar pas wanneer u zelf het welletjes vindt.
Soms mis ik mijn werk in de thuiszorg.De zorg voor een client die ik niet zag als een client maar een oudere die net zo goed mijn moeder of mijn vader geweest had kunnen zijn.Vaak heb ik de regels van belangenverstrengeling overtreden. Ik bezocht mijn [clienten] elke week op vrijdagavond en zette een bloemetje neer, en bij sommige van hen dronk ik een glaasje mee.Ik luisterde naar hun verhalen en keek mee in het fotoalbum uit vervlogen tijden.Bij de meeste van hen ontstond een band. Zo ook bij een oudere waar ik twaalf jaar was. Mijn kinderen noemde haar oma en ik noemde haar moeder,want zo voelde dat. Toen ze ziek werd heb ik haar in huis genomen en met behulp van de huisarts en verpleegkundigen kon ik haar liefdevol verzorgen tot het einde. Ik voel mij bevoorrecht dat ik een bescheiden bijdrage heb kunnen leveren aan de laatste maanden, dagen, uren van een waardevol leven.