Nog geen veertig kilometer van Málaga ligt het kleine dorpje verscholen in de bergen van de streek Axarquia. Wanneer je het dorpje binnenrijdt passeer je een klein hotel, wat tevens dienst doet als één van de ontmoetingsplekken voor de plaatselijke bevolking. Even verder, links en rechts huizen, een dorpsslager, een cafeetje en dan langs het standbeeld rechts en verder omhoog. De steile straten leiden je naar de top om vervolgens via asfalt en onverharde wegen dieper de campo in te rijden. Wild remmend voor alle overstekende en midden op de weg, of in bochten rustende honden. Om dan uiteindelijk, na een rit van ongeveer een kwartier, de Camino de los Muertos te betreden. Zweetdruppels in mijn handen, een gillende vrouw naast mij en als ik uit de zijramen kijk, rechts hoge bergwanden en links diepe afgronden. Na vijf minuten wild hobbelend, schuddend en vloekend neem ik de laatste scherpe bocht naar links, gas erop, heuvel op en glijdend in het grind staan wij plots stil. Welkom in “El Refugio Pata Nega”. Vrij vertaald: ” Schuilplek het Zwarte Been”. Vernoemd naar de beroemde Spaanse Iberico jamón en trots bezit van onze beste vrienden.
Stel je voor: een heuvel in de bergen, begroeid met de mooiste bloemen, olijf- en amandelbomen. Daarop een snoepig wit huisje met rode dakpannen. Een woonkamer met open keuken, twee slaapkamers, een badkamer, terrassen en een klein zwembad om af te koelen. Mijn buik kan ik volstoppen met gerechten geprepareerd op de aanwezige buiten barbecue, of pizzaoven. Een zootje ligbedden en stoelen en een uitzicht waar je stil van wordt. Kortom, dé plek waar wij wel onze vakantie wilden doorbrengen.
We hadden er zin in. 2016 was een bewogen jaar geweest en 2017 was goed gestart met veel en hard werken. Kortom, wij waren er aan toe om eens lekker te luieren. Vakantie betekent voor mij: rust, zon, lezen, lekker eten en drinken en last but not least cultuur snuiven.
Rust: wat is er niet heerlijker dan ’s morgens met je duffe kop, haren door de war, schuifelend op je slippers in ondergoed met een kop koffie in je hand de zon in te lopen. Ik nestelde mij op één van de stoelen met uitzicht op het dal. Sigaretje erbij en genieten. Nou ja genieten … Wild wapperend sloeg ik de vliegen die mij aanvielen van mij af. Rond mijn hoofd leek het wel de TT van Assen. Optrekkende zwarte vliegen vlogen in bochten om mij heen. Gebruikten mijn buik als een chicane en landen op elk stukje vlees om mij vervolgens te kietelen. Hun ‘brullende’ motoren irriteerden mij mateloos en al mambo dansend draaide ik mijn rondjes rond het zwembad. Deze mosca negro heeft mij gedurende mijn gehele vakantie, dag en nacht, geteisterd, geterroriseerd, geprikt en gekieteld.
Zon: “Pffffff, heet hè?” verzuchtte ik weer eens voor de zoveelste keer. Om vervolgens de grote badkuip buiten te vullen met mijn inmiddels roodverbrande lijf. De Spaanse zon is meedogenloos! En ik moest mij voortdurend insmeren. En ik heb een hekel aan smeren. Zowel vóór-, als achteraf. We bezochten de steden Sevilla en Córdoba, mooi, maar heet joh! Je kon op mijn lichaam bacon and eggs klaarmaken en dan moest je nog snel zijn zodat het niet zwart blakerde. Achtendertig graden Celsius! Is toch niet normaal man!
Lezen: “Miauw” Lag ik net lekker Herman Koch weg te lezen of die ‘huiskat’ meldde zich weer. Moest weer brokken. En geef ze dan maar anders blijft dat beest zeurend koppies geven. Is pure treiterij. Mijn vriend vertelde mij dat het beestje voldoende eten heeft elders. Kan ook niet anders, want “Pato negro” wordt niet voortdurend bewoond.
Lekker eten: die ham hè, die komt mijn neus uit. Net als die olijven, de olie en al die salades. Leuk zo’n huisje, maar je staat wel weer zelf uien te hakken en je kuchie te koken. Och, wat verlangde ik naar dat hotel met die uitgebreide ontbijt- en dinerbuffetten. Die vriendelijk glimlachende obers en het verlegen kamermeisje. Boodschappen doen, op vakantie notabene! In de rij bij de bakker, de slager en van je sokken worden gereden in de groenteboer. Schijnt normaal te zijn in Spanje met je fiets de winkel in. En als je dan uit eten gaat, dan smaakt dat allemaal best prima. Maar als je vervolgens zesendertig euro moet afrekenen, dan ga je twijfelen. Dat klopt toch niet? Dan hebben ze je toch oude – wel smaakvolle – rotzooi geserveerd?
Cultuur heb ik gesnoven en hoe! Spaanse uitlaatgassen. Spaanse matrassen olé. Spaanse waterdruk. Spaanse stoelen (ik-heb-nog-pijn-in-mijn-kont-stoelen). Spaanse houtskool; niet áán te krijgen. Spaans tempo. Overal Spaanse kerken, kathedralen en musea. Alles was Spaans. Behalve de pindakaas, die was gelukkig Nederlands.
En nu weer terug in Nederland. Werken en in het dagelijkse ritme van de dag. De zomer is gestart met regen en laaghangende bewolking. Typisch Holland dus. Wat verlang ik weer naar die heerlijke plek in Andalusië. Die warmte, dat trage tempo, de tapa’s en dat goedkope biertje. Dat enige huisje, diep verscholen en ver weg van de dagelijkse beslommeringen.
En die mosca negra, die neem ik op de koop toe.
Leuk stuk weer, Paul. Ook zo heerlijk herkenbaar. Fijn dat we jullie deelgenoot hebben kunnen maken van ons paradijsje!