Met mijn ogen dicht luister ik
naar de geluiden om mij heen.
Ik hoor de kachel tikken
en het gelach op de gang.
Het knisperen van een uniform
vlak langs mijn bed
van binnen voel ik mij bang.
Soms weet ik niet waar ik ben
thuis, of bij mijn kinderen.
Ik hoor onbekenden praten
en andere kreunen.
Dan hoor ik mijn naam
een bekende stem
ik doe mijn ogen open
een vriendelijk gezicht.
Herkenning.
Nu krijg ik even aandacht
waaraan ik zo’n behoefte heb.
We praten en we lachen
om mijn gestuntel door mijn handicap.
Voor ik het weet
is het weer voorbij
dan gaat dat lieve gezicht.
Wachten
totdat ik gehaald wordt
Wachten
totdat ik krijg
Wachten
totdat ik mag
Wachten
dagen achtereen.
Maar die kleine momenten
die komen, iedere dag
een woord, een glimlach, een gebaar
de zorg waarop ik graag wachten mag.