verhalen en columns

Taai Land

 

 

Aangespoord door het enthousiasme van onze oudste zoon en de overtuiging van vrienden dat wij dit land moesten bezoeken hebben we geboekt. Natuurlijk verwacht je nu een sprankelend reisverslag, met grappige anekdotes en beschrijvingen van het meest prachtige dat ons netvlies heeft beroerd. Ik verras u echter met een verhaal over taaiheid, doorzettingsvermogen en geduld in het land van de Spugende Olifant.

Het begint natuurlijk al met elf uren – in verfrommelde houding – in een zilveren sigaar, ook wel kist genoemd. Waarin ruim 200 mensen als volslagen debielen worden behandeld. Je mag niet roken, goh, dat wisten wij niet. Ze vertellen je hoe je een riem vastmaakt en dat je een zuurstofmasker voor je mond moet doen. En dat, terwijl wij dagelijks de meest complexe zaken automatisch ontvangen, begrijpen, analyseren, toelichten en uitvoeren. Als dit lampje brandt mag je dat niet en wij bepalen wel wanneer u wat krijgt. Hang je net ontspannen een filmpje te bekijken, wordt het beeld gestoord en hoor je via de koptelefoon: “zis-is-‘jor-keptun.” “We zijn onderweg naar….” Joh, meen je dat? “En we verwachten zo laat aan te komen.” Ik ben sprakeloos!

Bij aankomst word je als een lamgeslagen kudde tweebenige bijeengedreven en door smalle afgezette gangetjes geloodst naar petieterige loketjes met zweterige mannetjes en vrouwtjes die met zijn drieën tweehonderd mensen in anderhalf uur wegstempelen.

De klamme lucht gevuld met uitlaat- en darmgassen, knoflookboeren en tijgerbalsem omarmt je als een stinkende wollen natte deken. Je bent er en je bent de ‘foursquere mayor’ van de rijen: naar het vliegveld; incheckbalie; paspoortcontrole; kassa’s ; securitycheck; boardingdeur; slurf; vliegtuiggangpad; vliegtuiggangpad; slurf; paspoortcontrole; kofferband; aankomsthal en naar de accommodatie.

Je bent als een doedelzak, de reisleider lult aan een stuk door en je blikveld wordt gevuld met onbegrijpelijke woorden. De douche, waarnaar je zo verlangde, produceert de pisstraal van een man met een vergrootte prostaat. Maar uiteindelijk schik je je in je lot, schraapt de moed bij elkaar en je waagt je tussen het linksrijdende, toeterende, verkeersregelarme en lawaaierige verkeer.

Ik bespaar u alle tempels, rokerige straatkeukentjes, tropische buien en opdringerige TukTukkers. Ik vertel niets over stekende insecten, gemondkapte politieagenten en blunderende taxichauffeurs. Ik neem u mee naar drie dagen beproeving en het ‘martelen’ van mijn longen, bilspieren en goddelijke lijf.

Een zogenaamde driedaagse ’trekking’ was het avontuurlijke onderdeel van onze reis. We zouden beloond worden met heuse ontmoetingen met dorpsbewoners midden in het regenwoud. Deze Indiana Jones zou zich een weg banen naar authenticiteit en pittoreske armoede.

Kuchend, puffend, zwetend, trillend beklom ik de ene top naar de andere. Kilometers wanhopig klimmend naar aansluiting met de kopgroep. Na uren ploeteren bereikte ik het dorp. Ik verwachte tamtams, juichende inboorlingen, bloemenkransen en koel water. Ik belandde in een houten verblijf, met bamboebank, muskieten en een summiere groet. Het sanitair was een gat in de grond en een tuinslang aan een spijker. De kamer deelde ik met 7 andere ploeteraars. Het matras had de dikte van een maandverband en lag op een keiharde houten vloer. Ik werd gescheiden van mijn slapies door een klamboe vol gaten. Het deerde niet, ik was kapot. Ik hoorde en zag niets meer, maar ronkte de nacht door. Ik zaagde het hele regenwoud door.

De volgende dag wachtte mij weer een dergelijke wandeling door de knisperende natuur. Een reisgenoot vond het een goed plan om de route te verlengen met enkele kilometers, dus uren en ik haakte af. Tegen betaling van een bepaalde hoeveelheid werden wij getrakteerd op een spectaculaire rit achter op een crossbrommer over de smalle junglepaden. Met mijn kruis stevig gedrukt tegen taaie billen (tegen het steigeren) steeg ik op en daalde ik af naar het olifantenkamp.

Angstig kijkend naar de afgronden onder mij werd ik door de spugende olifant op vier meter hoogte rond gezeuld op een metalen bankje. De klodders speeksel waarmee hare majesteit Trompie haarzelf en mij koelde dropen van mijn zonnebril. Zeiknat bereikte ik dorp 2. Geen ‘Longnecks, wederom geen pittoreske armoede, maar zonnepanelen en schotelantennes begroetten ons. Ook deze nacht continueerde ik het slopen van de jungle.

Dag drie beschrijf ik kort. Als ik daaraan terugdenk….

Vier lange uren paalstekend op een in elkaar geflanst bamboeraft de rivier af. Na een uur ging mijn blik op oneindig. Ik kon niet meer staan, liggen of zitten. Het was een tocht met kluwen door de modder, stroomversnellingen, evenwichtsoefeningen en het geselen van mijn kont. Ik kuste de aarde toen wij eindelijk de eindbestemming hadden bereikt.

Het Land van de Eeuwige Glimlach kijkt ongelukkig, is ongeduldig en moeilijk benaderbaar. Hoewel zij niet zonder kunnen gaan ze gebukt onder de touringcars die dag in dag uit gesandaalde toeristen uitkotsen. Ze zijn moe van het onderhandelen, het misbruik, de brutaliteit en schennis van hun cultuur en erfgoed. Echter, eeuwenlange onderdrukking, oorlog en uitbuiting maakte hen Taai.