Ik smeer, jij smeert, wij smeren.
Als baby kom je al onder de smeer op de wereld. Die smurrie heeft je tijdens jouw verblijf in de baarmoeder beschermt tegen het vruchtwater. Gevolg: je bent gedoemd om de rest van je leven te smeren. Eerst met babyolie en daarna allerhande smeerzalf uit potjes, flesjes, flaconnetjes en tubetjes. Tegen je puberpukkeltjes, dag- en nachtcrèmetjes, voor de droge huid, voor de vette huid. Voor ieder wat wils. De schoonheidsindustrie duikt erop en belooft je de eeuwig jonge en rimpelloze huid. Weg met de sinaasappelhuid, of vervelende pigmentvlekken. Smeren zul en moet je!
Zelf heb ik er een pestpokkehekel aan. Vooral ‘s zomers, zodra ik het spul op mijn vingers heb vind ik het al smerig. Mijn echtgenote had dat snel door en sindsdien, zo’n jaartje of dertig, smeert zij mij in. Beter ingevet landen, dan verbranden. Ik ga er altijd goed voor liggen. En zonder daadwerkelijke waarneming voel ik de jaloerse blikken van de omringende mannen in mijn richting komen. Zij hadden net zelf die smeerboel over hun lijf moeten verdelen. Smeermiddel en zweet hadden zich daarbij vermengd, omdat zo’n werkje nu eenmaal het uiterste van hen had gevergd. Resultaat: witte doorschijnende smeervlekken in ongelijke patronen op behaarde torso’s en kale koppen. Vakkundig glijden haar handen, met het spul, over mijn lijf. Op dat moment scoort zij een factor 50 in erotiek. Mijn gedachten dwalen af naar smeerpijperij en onderga ik het smeerritueel en kan ik mij vervolgens als een ingevette bakvorm overgeven aan de priemende zonnestralen.
Wij ‘smeren’ wat af. Schoensmeer in de kleuren bruin, zwart en neutraal. Broodjes, crackers, of toastjes met smeerworst en smeerkaas. Onze heilige koe vanuit de smeerput, of op de smeerbrug met smeerolie. Met eigeel op ongebakken koekjes en boter op ons hoofd. Ons kabinet met ‘smeergeld’ om weer als beste jongetje van de Europese klas te laten zien hoe begaan wij zijn met het klimaat. Ondertussen wachten Groningers en de toeslagenouders nog steeds op hun centen van die smeerlappen. En dan kennen wij nog: oorsmeer, kabelsmeer, huidsmeer en met een beetje pech woon je ook nog in Aalsmeer.
Zodra je de wereld hebt verlaten wordt je voor de laatste keer ingesmeerd met balsem en een heilige olie. Kortom, je ontkomt er niet aan; smeren doe je van de wieg tot het graf. Ik heb er genoeg van en je voelt hem al aankomen. Ik smeerum.